Laatste update: 30-11-2025 13:47 uur
We zitten nu in de tweede periode van leerjaar 4. Je hebt ook in deze periode weer een aantal toetsen, waarvan sommige wel, en sommige niet meetellen voor je PTA. Houd deze pagina goed in de gaten. Hier vind je alles wat je moet weten, wanneer de toetsen zijn en of ze meetellen. Je belangrijkste toets deze periode is je PTA kijk- en luistertoets. Dit betekent dat we deze periode veel naar Duits gaan luisteren. We bekijken samen drie bekende Duitse films: Der Untergang, Goodbey Lenin en Christiane F. In deze periode werken we met Zugspitze Textarbeitsbuch VMBO-GT4
A (m4p2a) idioomtoets 14
Ook in deze periode leer je weer een aantal Duitse woorden. De toets over deze woorden telt niet mee voor je PTA, maar helpt je wel tijdens je eindexamen; hoe meer woorden je kent, hoe minder je je woordenboek hoeft te gebruiken. Bovendien helpt het bij je spreekvaardigheid. Dit zijn de woorden die je moet leren. Zie ook boek GT examendeel pagina 267 en 268 (een selectie uit de woordenlijst op die pagina's).
1 anständig - fatsoenlijk
2 auswandern - emigreren
3 Erziehen - opvoeden
4 Krach - ruzie
5 bestehen - slagen/voldoende halen
6 zerstören - vernielen/kapotmaken
7 Die Werbung - de reclame
8 ausschließlich - uitsluitend/enkel
9 einwandfrei - foutloos
10 weitgehend - verregaand
11 irgendwann - ooit
12 mittlerweile - ondertussen
13 neuerdings - sinds kort
14 üblich - gebruikelijk
15 jedenfalls - in ieder geval
16 aber - echter/maar
17 nur - slechts
18 also - dus
19 außerdem - bovendien
20 deshalb - daarom
21 zum Beispiel - bijvoorbeeld
22 sogar - zelfs
23 obwohl - hoewel
24 weil - omdat
25 dennoch - toch
26 die Eintrittskarte het toegangsbewijs
27 Der Vergügungspark het pretpark
28 der Imbiss - de snackbar
29 bald - snel/
30 Der Erwachsene de volwassene
31 beliebt - populair
32 die Pauschalreise de 'all inclusive' reis
33 enttäuscht - teleurgesteld
34 allerdings - echter
35 doch - maar
36 trotzdem - desondanks
37 dagegen - daarentegen
38 damit - zodat
39 falls - als/voor het geval dat...
40 denn - want
41 erst - pas
______________________________________________________________________________________________________________________________________________________
B (m4p2b) Weihnachtskarte
Rond kerst maak je Duitstalige kerstkaart voor jouw favoriete docent (of mentor). Je krijg van je docent een kaart én een envelop, de rest moet je zelf meenemen. Deze kaart versier je natuurlijk zo mooi mogelijk met stiften, glitters, verf en stickers. Heel belangrijk: je schrijft een kerstwens in het Duits op je kaart. Hieronder zie je mogelijke kerstwensen die je zo kan overnemen:
Versie 1:
Hallo .....(naam docent),
Ich wünsche dir frohe Weihnachten und ein gesundes neues Jahr
(Ik wens je fijne kerstdagen en een gezond nieuw jaar)
Liebe Grüße, (jouw naam)
(vriendelijke groet, (jouw naam)
Versie 2:
Ich wünche dir ein frohes Weihnachtsfest und einen guten Rutsch ins neue Jahr
(Ik wens je een fijn kerstfeest en de beste wensen voor het nieuwe jaar)
Mit freundlichen Grüßen
(Met vriendelijke groet)
(je naam)
LET OP: Je schrijft er ook nog een persoonlijke wens bij in het Duits. Bijvoorbeeld dat je hoop dat diegene volgend jaar gezond blijft. Of wens je docent veel geluk in de liefde. Verzin iets dat echt past bij de docent voor wie je de kaart schrijft.
Voorbeeld:
Ich hoffe, dass Sie nächstes Jahr viele schöne Sachen unternehmen werden
(Ik hoop dat u volgend jaar veel leuke dingen gaat doen)
Je docent regelt kaarten en enveloppen, maar jij regelt zelf alles om je kaart vorm te geven. Denk hierbij aan kleurpotloden, stiften, verf, stickers, glitters stempels, linten, schaar, lijm etc.
VOOR DEZE OPDRACHT KRIJG JE GEEN CIJFER, MAAR JE KAART BEPAALT MEDE JE INZETBEOORDELING VOOR DEZE PERIODE
______________________________________________________________________________________________________________________________________________
C (m4p2c) Mondeling
Tijdens je eindexamen, wat bestaat uit teksten waar je vragen over krijgt, zal je regelmatig bepaalde zinnen tegenkomen in de vragen. Deze zinnen gaan we deze periode oefenen en tijdens je mondeling zal ik vragen om ze van Duits naar Nederlands of omgekeerd te vertalen.
1 Was sagt x über x?)
(Wat zegt x over x)
2 Welche Aussage ist richtig?
(welke uitspraak is waar?)
3 Was passt im Sinne des Textes in die Lücke im 3. Absatz?
(Wat past gezien de tekst op de lege plek in de 3e alinea?
4 Welcher Titel passt am besten zum 4. Absatz?
(welke titel past het beste bij alinea 4?
5 Worüber spricht x im 6. Absatz?
(waarover spreekt x in de 6e alinea?
6 Welche Aussage über x ist richtig?
(welke uitspraak over x is waar?)
7 Welche Frage wird hier beantwortet?
(Welke vraag wordt hier beantwoord?)
8 Was ist hier gemeint?
(wat wordt hier bedoeld)
9 Wie erklärt x das?
(hoe verklaart x dat?)
10 Wie ist der 4. Absatz gemeint?
(hoe is de 4e alinea bedoeld?)
11 Welche Beschreibung passt am besten zum 1. Absatz?
(Welke beschrijving past het beste bij alinea 1?)
12 Was wird hier zum Ausdruck gebracht?
(Wat wordt hier tot uiting gebracht?)
13 Was wird im 6. Absatz besprochen?
(wat wordt er in de 6e alinea besproken?)
14 Was wird aus dem 1. Absatz deutlich?
(Wat wordt er duidelijk in de eerste alinea?)
15 Worum geht es im 2. Absatz?
(Waarover gaat alinea 2)
16 Welche Frage wird im 2. Absatz beantwortet?
(Welke vraag wordt er in alinea 2 beantwoord?)
17 Wie wird der Text mit dem 5. Absatz abgeschlossen?
(Hoe wordt de tekst in alinea 5 afgesloten? (bijvoorbeeld: met een grapje, een advies of een conclusie)
18 Was geht aus der Einleitung des textes hervor?
(Wat blijkt uit de inleiding van de tekst?)
19 Was kann man daraus schließen?
( Wat kan men daaruit concluderen?)
20 Was wird in diesem Satz mitgeteilt?
(Wat wordt in deze zin meegedeeld?)
21 Was wird in Frage gestellt?
(Wat wordt in twijfel getrokken?)
22 Was wird aus den Zeilen 4-8 deutlich?
(Wat wordt uit de regels 4-8 duidelijk?)
23 Wie meint der Verfasser das?
(Hoe bedoelt de schrijver dat?)
24 Welche Überschrift passt am besten zum 3. Abzatz?
(Welke kop past het best bij de 3e alinea?)
25 Was wird in Zeile 5 behauptet?
(Wat wordt er in regel 5 beweerd?)
26 Durch welches Wort kann man ... ersetzen?
(Door welk woord kan je ... vervangen?)
_________________________________________________________________________________________________________________________
D (AKp2d) Landeskunde: Weihnachten
In deze periode rond december maak je kennis met de Duitse kersttradities. In de eerste les maak je een openboektoets over kerst en in de tweede les kijken we een Duitse kerstfilm, onder het genot van echte Duitse Glühwein (zonder alcohol).
_______________________________________________________________________________________________________________________________________
E PTA toets: kijk-luistertoets
Je PTA toets deze periode is een kijkluistertoets. Je luistert naar diverse audio- en videofragmenten waar je vragen over beantwoordt