(bkt1p3c) Mondeling: iets kopen in een winkel
In deze periode leer je om iets te kopen in een winkel.
Je leert het gesprek zowel als klant alsook als verkoper.
Klant: Guten morgen / Guten Tag / Guten Abend
(goedemorgen/goedendag/goedenavond)
Verkoper: Kann ich Ihnen helfen?
(goedemorgen/goedendag/goedenavond. Kan ik u helpen?)
Klant: Ja, gerne. Ich suche .... / Ich hätte gerne ....
(Ja graag, ik zoek..../ik zou graag....... willen)
Verkoper: Aber natürlich, einen Moment bitte. / Folgen Sie mir. / Bitte
(Uiteraard, een momentje/volgt u mij/alstublieft, hier is het)
Klant: Ah danke. Was kostet das / Was kosten die ....?
(Dank u. Wat kost het / wat kosten de...)
Verkoper: es kostet sechs Euro
(Het kost zes euro)
Klant: Das geht in Ordnung / Kann ich es zur Ansicht mitnehmen?
(Prima. / Kan ik het eventueel ruilen?)
Verkoper: Das geht leider nicht / Bitte schön / Sonst noch etwas?
(Dat gaat helaas niet / uiteraard / Kan ik nog iets voor u doen?)
Klant: Ich möchte gerne Bar zahlen/ mit Karte zahlen
(Ik wil graag met contant geld betalen/ met pin betalen)
Verkoper: Brauchen Sie das Beleg/Die Quittung?
(Wilt u de kassabon?)
Klant: Nein Danke / Ja gerne. Vielen Dank. Auf Wiedersehen / Ciau!
(Nee dank u / graag. Dank u. Tot ziens)
Zoek zelf een product dat je wil kopen en zoek op wat dat in het Duits is. Leer ook de getallen, zodat je weet wat iets kost.
Bedenk; je mag kiezen of je gesprek plaatsvindt in een bakker, een supermarkt of een kledingwinkel. Bij een bakker hoef je niet te vragen of je iets kan ruilen. Zo heeft elk gesprek een iets andere afloop. Lees dus goed de zinnen in het Nederlands en bepaal welke vragen en antwoorden er nodig zijn.
Deze mondeling telt 3 keer mee!