Laatste update: 16 juni 2025 11:02 uur
In deze eerste periode van de brugklas maak je kennis met de Duitse taal en cultuur. Op deze pagina vind je een overzicht van wat je allemaal gaat doen tot en met de toetsweek. Je werkt deze hele periode met boek 1 (Op de voorkant een meisje met blond haar, een zwarte bril, wit shirt en een hoed.
A (bkthv1p1a) woordjestoets 1
Deze woordjes moet je kennen voor je eerste schriftelijke overhoring (woordjestoets). Deze is ergens in de week van 15 tot 19 september. Je leert deze woordjes van Nederlands naar Duits en omgekeerd. Hoe meer woordjes je kent, hoe beter je straks Duits spreekt.
'familie en relaties'
1 die Familie - het gezin / de familie
2 der Vater - de vader
3 die Mutter - de moeder
4 die Eltern - de ouders
5 der Sohn - de zoon
6 die Tochter - de dochter
7 der Bruder - de broer
8 die Schwester - de zus
9 der Onkel - de oom
10 die Tante - de tante
11der Cousin - de neef (zoon van oom/tante)
12 die Cousine - de nicht (dochter van oom/tante)
13 die Großeltern - de grootouders
14 der Großvater - de opa
15 die Großmutter - de oma
17 der Ehemann - de echtgenoot
18 die Ehefrau - de echtgenote
19 der Partner - de partner (mannelijk)
20 die Partnerin - de partner (vrouwelijk)
21 das Kind - het kind
22 das Baby - de baby
24 der Freund - de vriend
25 die Freundin - de vriendin
26 die Leute - de mensen
27 der Mensch - de mens
28 das Mädchen - het meisje
29 der Junge - de jongen
30 die Nachbarn - de buren
31 der Nachbar - de buurman
32 die Nachbarin - de buurvrouw
Deze toets telt 1 x mee
______________________________________________________________________________________________________________________________________________
B (bkthv1p1b) interview over Duits
Je houdt een interview (vraaggesprek) met iemand uit je omgeving die regelmatig in Duitsland is (geweest). Bijvoorbeeld voor werk, studie, boodschappen of familiebezoek. Dit kan bijvoorbeeld je vader, moeder, oom, tante, oma, opa of iemand anders zijn die je kent. Let op: het moet een volwassene zijn. Een klasgenoot of leeftijdsgenoot telt dus niet! Dit interview neem je op met je telefoon en daarna stuur je het mij. Jij hoeft niet perse in beeld (mag wel) maar diegene die je interviewt wel. JE MAG DEZE OPDRACHT IN JE EENTJE DOEN, MAAR OOK SAMEN, MAXIMAAL MET TWEE PERSONEN. In dat geval kies je samen één iemand die je interviewt. Je stelt dan om beurt een vraag
Je stelt de volgende vragen (LET OP: DEZE VRAGEN STEL JE OOK ECHT IN HET DUITS. Diegene die je interviewt mag gewoon antwoorden in het Nederlands. Als de vraag niet wordt begrepen, mag je de vraag daarna ook nog een keer in het Nederlands stellen.
1 Welche deutsche Stadt hast du schon einmal besucht und was ist dir davon in Erinnerung geblieben?
(Welke Duitse stad heb je wel eens bezocht en wat heb je daarvan onthouden?)
2 Kannst du einen deutschen Künstler oder eine deutsche Künstlerin nennen und ein Lied, mit dem er oder sie bekannt geworden ist? (Kan je een Duitse artiest noemen en plus een nummer waarmee hij of zij bekend is geworden?)
3 Kannst du drei bekannte deutsche Wörter nennen und sagen, was sie bedeuten?
(Kan je drie bekende Duitse woorden noemen en zeggen wat ze betekenen?)
4 Was hat Deutschland zu bieten, was es in den Niederlanden nicht gibt?
(Wat heeft Duitsland te bieden wat je in Nederland niet hebt? (bv eten, spullen, dingen die daar wel mogen en hier niet of natuur)
5 Hattest du früher Deutsch in der Schule? Wenn nein, findest du das schade? Wenn ja, was ist dir davon in Erinnerung geblieben?
(Heb jij vroeger Duits gehad op school? Zo nee, vind je dat jammer? Zo ja, wat heb je daarvan onthouden?)
6 Was sollten Kinder im Deutschunterricht wirklich lernen?
(Wat zouden kinderen echt moeten leren bij de lessen Duits?)
7 Hast du früher manchmal deutsches Fernsehen geschaut? Wenn ja, welche Sendungen?
(Keek je vroeger wel eens naar de Duitse televisie? Zo ja, welke programma's?)
8 Je stelt een eigen bedachte vraag die met Duitsland te maken heeft
(Deze mag je helemaal in het Nederlands stellen).
Je filmpje duurt ongeveer 3 minuten en bij de beoordeling let ik op:
- zitten alle vragen erin? Ook je eigen bedachte vraag?
- heb je nagedacht over waar je interview houdt? (Rustige plek met voldoende licht en geen achtergrondgeluiden)
- Toon je echt interesse in de antwoorden? Je mag tussendoor best een extra vraag stellen als iets je niet helemaal duidelijk is
- de deadline, lever je filmpje op tijd in (uiterlijk op de eerste dag van toetsweek 1)
Doel van deze opdracht is dat je meer leert over Duitsland, de Duitse taal en cultuur. Zie HIER voor een filmpje van vorig jaar. Deze kreeg een 10 als cijfer
Deze toets telt 1 x mee.
______________________________________________________________________________________________________________________________________________
C (bkthv1p1c) Mondeling: jezelf voorstellen
Je hebt elke periode een mondelinge toets. Dit doe je omdat spreken veruit het belangrijkste is bij het leren van en taal. In deze eerste mondeling leer je om jezelf voor te stellen. Jij leert het nuvolgende gesprek uit je hoofd. Tijdens het mondeling doe jij de rol van de LEERLING en ik de rol van de DOCENT.
Wie geht es dir?
(Hoe gaat het met je?)
Mir geht es gut
(Met mij gaat het goed)
Wie heißt du?
(Hoe heet je?)
Ich heiße ….
(Ik heet …)
Wie alt bist du?
(Hoe oud ben je?)
Ich bin ... Jahre alt
(Ik ben ... jaar oud)
Wo wohnst du?
(Waar woon je?)
Ich wohne in ...
(Ik woon in .....)
Was sind deine Hobbys?
(Wat zijn je hobby’s)
Meine Hobbys sind ...und ... (hiervoor zoek je uit hoe jouw hobbies in het Duits heten
(Mijn hobby's zijn ... en ...)
Danke und auf wiedersehen
(dank en tot ziens)
Gerne, tschüß
(Graag gedaan, tot ziens)
Handige zinnen en woorden die je in de lessen Duits kan gebruiken (ook deze leer je voor deze mondelinge toets)
Ich habe eine Frage
(Ik heb een vraag)
Guten Morgen
(Goedenmorgen)
Können Sie mir helfen?
(Kunt u me helpen?)
Darf ich bitte zur Toilette gehen?
(Mag ik naar de wc?)
Auf Wiedersehen
(Tot ziens)
Deze toets telt 3 x mee
______________________________________________________________________________________________________________________________________________
D (bkt1p1dlk) themaweek: algemene kennis over Duitsland
Halverwege elke periode is er een themaweek. In die week zijn er geen gewone lessen, maar gaan we twee lessen aan de slag met een onderwerp dat te maken heeft met de Duitse taal, cultuur en geschiedenis. In deze periode is dat: algemene kennis over Duitsland.
Na deze week ken je de belangrijkste feitjes over Duitsland. In de eerste les krijg je de tien belangrijkste feiten over Duitsland te horen en kijken we DEZE film, in de tweede les maak je een opdracht met behulp van je laptop.
______________________________________________________________________________________________________________________________________________
E (bkt1p1e) proefwerkweek 1
Elke periode wordt afgesloten met een proefwerk. Voor dit proefwerk aan het einde van periode 1 leer je de volgende dingen:
Het persoonlijk voornaamwoord (boek 1 pagina 127) en ook HIER
De vraagwoorden (boek 1 pagina 131 3C) en ook HIER
De getallen van 0-25 (boek 1 pagina 130 3A) en ook HIER
herhaling van de woordjes deze periode (zie bovenaan deze pagina woordjestoets 1)
Herhaling van de mondeling, maar dan schriftelijk (zie toets C mondeling jezelf voorstellen)
vragen over Duitsland algemeen (informatie uit de themaweek)
______________________________________________________________________________________________________________________________________________
F (bkthv1p1f) weekplanner periode 1
Hieronder zie je de planner voor de hele periode. Zo zie je precies wat we doen per week en per lesdag. Ook zie je de toetsmomenten in rood en vakanties in het groen. De laatste week is steeds de toetsweek.