(klik op het pijltje voor meer informatie)
In deze SO heb je een mondeling met je docent. Deze telt niet mee voor je PTA, maar je krijgt wel een cijfer dat in Magister wordt genoteerd. Deze SO bestaat uit:
1 voorlezen; laat zien dat je een stukje tekst zo foutloos mogelijk voorleest. Dit wordt in de voorafgaande lessen geoefend.
2 Je kunt jezelf voorstellen in het Duits
3 Je hebt een kort gesprekje waarin je leer hoe je iets bestelt in een Duitse winkel/restaurant
4 Je kan aangeven hoelaat het is
1 voorlezen;
ä als éh (männer)
ö als eu (Östereich)
ü als in uu (Führer)
u als oe (Kuh)
eu als oi (Deutschland)
ß als ss (Straße)
z als ts (zu)
g als 'engelse g (Gabel, groß)
Je kunt jezelf voorstellen in het Duits
Je kunt jezelf voorstellen in het Duits
1 Hoe heet je? =
Wie heißt du?
2 Ik heet …=
Ich heiße ….
3 Hoe oud ben je? =
Wie alt bist du?
4 Ik ben 12 jaar oud =
Ich bin 12 Jahre alt
5 Waar woon je? =
Wo wohnst du?
6 Ik woon in Arnhem =
Ich wohne in Arnhem
7 Wat zijn je hobby’s? =
Was sind deine Hobbys?
8 Mijn hobbys zijn lezen en gamen =
Meine Hobbys sind lesen und gamen
9 Hoe gaat het met je? =
Wie geht es dir?
10 Met mij gaat het goed/slecht =
Mir geht es gut/schlecht
Je hebt een kort gesprekje waarin je leer hoe je iets bestelt in een Duitse winkel/restaurant
11 Ik wil graag......=
Ich möchte gern... / Ich hätte gerne...
2 Mag ik wat vragen? =
Darf ich mal etwas fragen?
13 Ik zoek de wc =
Entschuldiging, ich suche die Toilette
14 Mag ik de rekening? =
Ich möchte gern zahlen
15 Waar vind ik ....=
Wo finde ich...
16 Kunt u me helpen? =
Können Sie mir helfen?
17 Is goed zo (wisselgeld niet nodig) =
Stimmt so (als je iets extra aan fooi geeft)
Vragen die je in een winkel/restaurant kan verwachten
18 Is goed zo (wisselgeld niet nodig) =
Zusammen oder getrennt?=
19 contact betalen of pinnen? =
Zahlen Sie Bar oder mit Karte
Je kan aangeven hoelaat het is
Hoe laat is het? =
Wie spät ist es?
20 Het is ....uur =
Es ist ........Uhr
21 Het is vijf over ...=
Es ist fünf nach ...
22 Het is tien over =
Es ist zehn nach...
23 Het is kwart over..=
Es ist viertel nach...
24 Het is tien voor half...=
Es ist zwanzig nach...
25 Het is vijf voor half ..=
Es ist fünf vor halb...
26 Het is half ..=
Es ist halb ....
27 Het is vijf over half =
Es ist fünf nach halb ..
28 Het is tien over half ..=
Es ist zwanzig vor...
29 Het is kwart voor ..=
Es ist viertel vor...
30 Het is tien voor..=
Es ist zehn vor...
31 Het is vijf voor..=
Es ist fünf vor...
Voorbeelden:
10:30 = Es ist halb elf
14:00 = Es ist zwei Uhr
17:35 = Es ist fünf nach halb sechs
20:15 = Es ist viertel nach acht
23:50 = Es is zehn vor zwölf
(klik op het pijltje voor meer informatie)
Het is belangrijk te leren Duitse teksten te lezen. Niet alleen je eerstvolgende echte PTA toets is leesvaardigheid, ook je centraal examen bestaat uit teksten lezen en daar vragen over beantwoorden. Een aantal woorden (zogenoemde signaal- en voegwoorden) wordt zovaak gebruikt, dat je ze beter maar kan kennen. Ze geven namelijk aan wat ongeveer de betekenis is van een zin. Je leert daarom de volgende woorden en hun betekenis. Deze toets is niet voor je PTA, maar komt wel als cijfer in Magister.
Opsomming:
1 en=
und (Ich liebe Cola und Bier)
2 bovendien=
zudem (Sport treiben macht spaß und ist zudem sehr gesund)
3 ook=
auch (Ich liebe nicht nur lesen, sondern auch schreiben
Tegenstelling:
4 in plaats van=
statt (Statt Radfahren, bin ich spazieren gegangen)
5 maar=
aber (Ich kann kommen, aber nur am Montag)
6 hoewel=
obwohl (Ich esse Pizza, obwohl ich Käse nicht mag)
7 ondank=
trotzdem ( Trotz dem Regen, war ich draußen)
Reden/oorzaak:
8 want=
denn (ich treibe sport, denn das ist gesund)
9 daarom=
deswegen (ich bin krank, deswegen bleibe ich zuhause)
10 omdat=
weil (Ich bleibe zuhause, weil ich krank bin)
Conclusie:
11 dus=
also (ich habe viel Geld, also habe ich viele Freunde)
12 zodat=
damit (Ich habe ein Uhr, damit ich nie zu spät komme)
overige voegwoorden
13 dat
dass (Ich werde mal sehen, ob dass war ist)
13 of=
ob (ich weiß nicht, ob sie zuhause ist)
14 als/indien=
Wenn (Wenn du kommst, kaufe ich dir etwas)
15 toen=
als (Als ich noch jung war, hatte ich viel Zeit)
16 of=
oder (willst du Tee oder Kafee?)
17 maar
sondern (Unser Auto ist nicht blau, sondern grau)
Let op: je ziet dat sommige voegwoorden er twee keer in staan, dan hebben ze verschillende betekenissen, afhankelijk van de zin.
Wil je thee of koffie?=
Willst du Tee oder Kaffee
Ik zal kijken of ze thuis is
Ich werde sehen ob sie zuhause ist
(klik op het pijltje voor meer informatie)
Deze toets telt wel mee voor je overgang, dus belangrijk. Je krijgt een x aantal Duitse teksten waar je vragen over moet beantwoorden. Dat kunnen open vragen zijn, maar ook meerkeuze. Je mag er een woordenboek Duits --->Nederlands woordenboek gebruiken.