Je maakt een kleine grammaticatoets. Deze telt niet mee voor je PTA, maar is om je kennis van de Duitse grammatica te vergroten. Hij telt 0 keer mee. (klik op het pijltje voor meer informatie).
1 Lidwoorden der,die en das. Zie HIER voor de uitlegvideo
In het Nederlands zetten we voor alle zelfstandige naamwoorden DE of HET. (De tas/ HET boek). In het Engels is het allemaal gemakkelijk, daar zetten ze overal 'the' voor. (the book, the horse). In het Duits heb je drie mogelijke lidwoorden, namelijk der, die en das.
Hoe weet je nu welk lidwoord je moet gebruiken? Kort antwoord: Dat weet je niet en dus leer je bij elk zelfstandig naamwoord het bijbehorende lidwoord. Lang antwoord: Je moet inderdaad bij elk zelfstandig naamwoord weten of er der, die of das voor moet staan, maar er zijn wel een paar regels
DER (ook wel 'mannelijk' genoemd)
- bij alle woorden die overduidelijk mannelijk zijn: der Mann, der, Stier, der Opa, der Bruder, der Neffe
- Alle dagen van de week: der Montag, der Dienstag, der Mittwoch
- De maanden van het jaar: der Januar, der Februar
- De vier jaargetijden: der Sommer, der Winter
- Automerken: Der Audi, der Volkswagen
DIE (ook wel 'vrouwelijk' genoemd)
- bij alle woorden die overduidelijk vrouwelijk zijn: die Oma, die Tante, die Kuh, die Tochter
- Veel (maar niet alle!) woorden die eindigen op een -e: die Frage, die Schule, die Sonne
- Bloemen en bomen: die Rose, die Birke,
- Cijfers: die Eins, die Zwei, die Drei
- bij alle meervoudsvormen, dus ook als een woord mannelijk of onzijdig is: der Mann/die Männer, das kind/die Kinder, die Frau/die Frauen
DAS (ook wel 'onzijdig' genoemd)
- Veel (maar niet alle) woorden waar we in het Nederlands 'HET' voor zetten: het boek/das Buck, het huis, das Haus, het meisje/das Mädchen
- De kleuren: das Rot, das Gelb, das Grün
2 Persoonlijke voornaamwoorden 1e en 4e naamval
In het Nederlands heb je de woorden ik, jij, hij, zij, het, wij, jullie, zij en U om personen aan te duiden. Die heb je ook in het Duits. In de toets moet je de volgende rijtjes kennen:
1e naamval:
Ik - Ich
Jij - Du
Hij/zij/het - Er/sie/es
Wij - Wir
Jullie - Ihr
Zij - sie
U - Sie (met een hoofdletter)
4e naamval:
mij - mich
jou - dich
hem - ihn
haar - sie
ons - uns
jullie - euch
hen - sie
U - Sie
3 Lidwoorden ein/eine/kein/keine
Je hebt in het Duits de onbepaalde lidwoorden der, die en das. Soms wil je ook wel eens 'een' zeggen. In plaats van 'der Mann, zeg je dan 'ein Mann'. In het Nederland kennen we alleen het onbepaald lidwoord 'een', maar in het Duits heb je twee varianten: ein en eine. Wanneer gebruik je nu welke van de twee?
Als een zelfstandig naamwoorden mannelijk of onzijdig is, gebruik je EIN. (Ein Opa, ein Haus). Als het een vrouwelijk woord betreft gebruik je EINE. (Eine Frau, eine Mutter, eine Rose.
Hoe zit het dan met meervoud? Je kan dan natuurlijk geen ein of eine gebruiken, want dat betekent 'een'. ('Een honden lopen door het bos' is natuurlijk geen goede zin.
Als iets er niet is, gebruiken wij het woordje GEEN. (geen man, geen huis, geen zon). Ook voor dat woord hebben de Duitsers twee varianten: Kein en keine. De regels lijken op die voor EIN: Voor alle mannelijke en onzijdige woorden zet je KEIN en voor vrouwelijke woorden en meervoudsvormen gebruik je KEINE.
4 Het werkwoord haben (hebben) Zie HIER de uitlegvideo
Ik heb - Ich habe
Jij hebt - Du hast
Hij/zij/het heeft - Er/sie/es hat
Wij hebben - Wir haben
Jullie hebben - Ihr habt
zij hebben - sie haben
U heeft - Sie haben
5 Het werkwoord Sein (zijn). Zie HIER de uitlegvideo
Ik ben - Ich bin
Jij bent - Du bist
Hij/zij/het is - Er/sie/es ist
Wij zijn - Wir sind
Jullie zijn - Ihr seid
Zij zijn - Sie sind
U bent - Sie sind
6 Het werkwoord Werden. Zie HIER de uitlegvideo
(betekent 'worden' of 'zullen'. Door de zin goed te lezen weet je of er worden zullen bedoeld wordt)
Ik word/zal - ich werde
Jij wordt/zal - Du wirst
Hij/zij/het wordt/zal - Er/sie/wird
Wij worden/zullen - Wir werden
Jullie worden/zullen - Ihr werdet
Zij worden/zullen - Sie werden
U wordt/zal - Sie werden
Voorbeelden:
Ich werde krank = Ik word ziek
Es wird morgen regnen = Het zal morgen regenen
Werdet ihr dabei sein? = Zullen jullie erbij zijn?
Sie wird später Friseuse = Zij wordt later kapster
7 Getallen. Zie HIER de uitlegvideo
0 - Null
1 - eins
2 - zwei|
3 - drei
4 - vier
5 - fünf
6 - sechs
7 - sieben
8 - acht
9 - neun
10 - zehn
11 - elf
12 - zwölf
13 - dreizehn
14 - vierzehn
15 - fünfzehn
16 - sechzehn
17 - siebzehn
18 - achtzehn
19 - neunzehn
20 - zwanzig
21 - einundzwanzig
22 - zweiundzwanzig
23 - dreiundzwanzig
24 - vierundzwanzig
25 - fünfundzwanzig
26 - sechsundzwanzig
27 - siebenundzwanzig
28 - achtundzwanzig
29 - neunundzwanzig
30 - dreißig
40 - vierzig
50 - fünfzig
60 - sechzig
70 - siebzig
80 - achtzig
90 - neunzig
100 - hundert
We kijken gezamenlijk naar de film 'Die Welle' . Na het kijken maak je een filmverslag. Deze toets telt niet meer voor je PTA, maar is wel een goede voorbereiding voor je kijk- en luistertoets aan het einde van deze periode. Deze toets telt 0 keer mee. (klik op het pijltje voor meer informatie.
Die Welle is een van de meest bekende Duitse films. Gedurende drie lessen kijken we deze film. Je krijgt vooraf een schrijftelijke opdracht mee. Tijdens en na het kijken beantwoord je vragen over deze film. Ben je benieuwd naar het verhaal van de film? Bekijk dan vast DEZE trailer.
Dit is de eerste van vier toetsen dit jaar die echt meetellen voor je overgang en voor je PTA. We beginnen met kijk- en luistervaardigheid. (klik op het pijltje voor meer informatie.
Je krijgt meerde geluids- en filmfragmenten waar je vragen over moet beantwoorden. Dit wordt ook in de voorafgaande lessen geoefend.